Nieuwsbericht

Afwegingskader 30km/u binnen de bebouwde kom CROW

Het Afwegingskader 30km/uur van het CROW is via de Verzamelbrief verkeersveiligheid van de minister van I&W geopenbaard: directe link. O.a. vanuit de VNG, een aantal gemeenten en het GNMI is er input geleverd voor het opstellen van het afwegingskader. Een bespreking van het afwegingskader volgt nog binnen de Contactgroep verkeersveiligheid. 

Profielfoto van Alex Mink
6 december 2021 | 2 minuten lezen

Voor wie is het afwegingskader bedoeld?
Met dit afwegingskader kunnen wegbeheerders bepalen op welke wegen het wenselijk is om de snelheidslimiet
te verlagen naar 30 km/h en op welke wegen een limiet van 50 km/h veilig mogelijk is. Voor de
verkeersveiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid blijven veilige 50 km/h-wegen nodig, waar het gemotoriseerd
verkeer redelijk vlot kan doorstromen. Dit is ook belangrijk voor bijvoorbeeld de aanrijtijden voor nood- en
hulpdiensten en voor de rijtijden van het openbaar vervoer.

Waarom is dit kader gemaakt?
Binnen de bebouwde kom zijn er op dit moment alleen erftoegangswegen en gebiedsontsluitings-wegen.
Erftoegangswegen (ETW’s) hebben een verblijfsfunctie, er is menging van verkeerssoorten en de
maximumsnelheid is 30 km/h. Gebiedsontsluitingswegen (GOW’s) hebben een verkeers-functie, er is een
scheiding van verkeerssoorten en de maximumsnelheid is 50 km/h. In de praktijk zijn er ook wegen die zowel een
verblijfsfunctie als een verkeersfunctie vervullen en is het niet altijd mogelijk om een GOW veilig als 50 km/hweg
in te richten (met bijvoorbeeld vrijliggende fietspaden). Er is daarom behoefte de snelheidslimiet op een deel
van de gebiedsontsluitingswegen te verlagen naar 30 km/h (GOW30). De Tweede Kamer heeft een motie
aangenomen om een afwegingskader te ontwikkelen om wegbeheerders hierbij te ondersteunen.

Wat is er nieuw aan de aanpak?
Het afwegingskader 30 km/h verschilt op twee punten met de bestaande categorisering van de basiskenmerken
wegontwerp:
1. Het houdt meer rekening met de omgeving van de weg en de voorzieningen langs de weg, waarbij het
onderkent dat er wegen bestaan met een dubbele functie (zowel verkeer als verblijven);
2. Voor wegen die wel een verkeersfunctie hebben, maar waarbij 50 km/h niet veilig mogelijk is, stelt het
een nieuw wegtype voor: GOW30 (gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h).
Wat is de status van het afwegingskader?
Het afwegingskader is een handreiking voor wegbeheerders waarmee zij weloverwogen keuzes kunnen maken bij
het bepalen van de snelheidslimiet voor een weg binnen de bebouwde kom. Het is dus geen ontwerpprincipe of
richtlijn voor hoe een 30 km/h-weg zou moeten worden ingericht. Het afwegingskader bestaat uit een
(stroom)schema, bijbehorende uitleg over de te nemen stappen en andere overwegingen bij de keuze voor een
bepaalde snelheidslimiet.

Hoe werkt het schema?
Met een stroomschema kunnen wegbeheerders een afweging maken om een maximumsnelheid van 30 km/h in te
stellen voor een weg. Wegbeheerders die overwegen een maximumsnelheid van 30 km/h in te stellen, kunnen het
beste in een vroeg stadium overleggen met ov-autoriteiten, ov-vervoerders en nood- en hulpdiensten. Een ov-impactanalyse (zie bijlage 3) kan nodig zijn om de effecten van 30 km/h op het openbaar vervoer goed in beeld
te krijgen. Het is ook van belang om handhavingsinstanties tijdig te betrekken.
Met het schema maakt de wegbeheerder eerst een indeling van het wegennet binnen de bebouwde kom, naar
functie van de weg: verblijfsfunctie, dubbele functie of verkeersfunctie. Wegen met een verblijfsfunctie blijven
met dit schema ETW30. Wegen met een verkeersfunctie worden of blijven GOW’s, als deze veilig ingericht
kunnen worden. Het is ook mogelijk wegen aan te duiden die een dubbelfunctie (dus verkeer en verblijven)
hebben, bijvoorbeeld een drukke weg met een belangrijke winkelfunctie of een weg met een belangrijke busroute
door een woonwijk. Vervolgens gaat de wegbeheerder na of het mogelijk is om de dubbelfunctie op te lossen.
Immers, een weg met één functie (monofunctionaliteit) is en blijft het meest verkeersveilig. De wegbeheerder kan
hiervoor bijvoorbeeld kijken naar circulatiemaatregelen, of in samenspraak met ov-autoriteiten en -vervoerders
een ov-netwerk aanpassen, of de functie van de weg verplaatsen naar een andere weg. Als het echt niet mogelijk
blijkt om monofunctionaliteit op een weg toe te passen, dan houdt de weg volgens het schema de dubbelfunctie.
In dat geval blijft het voor de verkeersveiligheid nodig dat wegbeheerders daarbinnen een keuze maken: weegt de
verblijfsfunctie het zwaarst, dan wordt het alsnog een ETW; weegt de verkeersfunctie het zwaarst, dan blijft het
een GOW.